Direct na Hitlers machtsovername in 1933 begon het nazi-regime met het opzetten van een systeem van concentratiekampen, waarin tegenstanders van het bewind werden opgesloten, uitgebuit en mishandeld. Eenheden van de SS werden belast met de bewaking van de kampen en ook van de latere vernietigingskampen, zoals Auschwitz-Birkenau, Treblinka en Sobibor, waar vooral joden werden omgebracht.
In 1941 begon de Duitse bezetter ook in Nederland met het opzetten van gevangenkampen. Ook hier werden de gevangenen tewerkgesteld, getreiterd, mishandeld en er vonden executies plaats. Maar ons land kende geen kampen met gaskamers zoals die bestonden in de Duitse vernietigingkampen.
Het eerste kamp in Nederland was bij Schoorl, waar vanaf februari 1941 vooral joden, communisten en politieke gevangenen van anti-revolutionaire huize werden opgesloten. In vergelijking met de andere Nederlandse kampen was het regime mild: er werd geen zwaar werk verricht en er was voldoende voedsel. Omdat het kamp te klein bleek en nauwelijks kon worden uitgebreid, werd het eind oktober al gesloten.
De bezetter keek uit naar een groter barakkencomplex, dat hij vond aan de Leusderheide. Hier werd het doorgangskamp Amersfoort in gebruik genomen dat uitgroeide tot een verzamelplaats voor een groot aantal verschillende categorieën gevangenen die afgevoerd zouden worden naar Duitse kampen. Zomer 1942 volgden kampen bij Ommen (het latere kamp Erica), waar veroordeelden wegens economische delicten waren opgesloten; bij Vught, het enige concentratiekamp in Nederland; en bij Westerbork, waar voornamelijk joden vast zaten in afwachting van transport naar het oosten.
Meer over Kamp Amersfoort Meer over Kamp Vught Meer over Kamp Westerbork Meer over Kamp Schoorl Meer over Kamp Ommen
|

© Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie |